De baby was zeven weken oud. Zeven weken lang zaten we al in het gehuil van een baby, die alleen wilde slapen als hij op me lag. Het was ook de zevende week waarin ik puur op wilskracht nog uit bed kwam. Ik was het zat, zo ontzettend zat. Maar er was iemand die er nog meer onder leed dan ik: onze peuter.

Buitenspelen in de regen

Met grote ogen stond ze naast me. ‘Mama, mag ik straks buitenspelen met je?’ vroeg ze. Ik keek naar buiten. Het regende. De regen sloeg op de ramen en we konden nergens heen. Al zeven weken lang was ze afhankelijk van de grillen van haar broertje, die ik voedde op verzoek, die ik oppakte als hij huilde. En nou vroeg ze iets heel simpels: mag ik straks buitenspelen met je?

Mijn eerste reactie was ‘zeker niet, kijk eens naar de regen!’, maar ik slikte hem in. Het was namelijk ook al een tijdje geleden dat ze moeite deed om mij in haar spel te betrekken. Ik dacht even na. ’s Middags zou haar oma komen, en misschien zou ik nog wel even mijn ogen dicht kunnen doen voor ik iets zou moeten.

‘Oké, als we hebben geslapen, dan gaan we even buitenspelen’, reageerde ik. Ik hoopte dat het dan in ieder geval droog was, dan konden we misschien even naar de speeltuin. Ze ging naar bed voor haar middagslaap, en ook de baby en ik kropen in bed.

Het was een eindeloos gevecht om zelf te slapen. Zo ontzettend veel tranen van de baby en van mij. Ik was kwaad, teleurgesteld, verdrietig. Ik wilde éven slapen, gewoon een uurtje, zodat ik weer eens gezellig kon zijn met mijn dochter. Een grote brok zat in mijn keel, en uiteindelijk stopte ik snikkend mijn hoofd onder mijn kussen, terwijl mijn zoontje tegen me aan lag en na een tijdje wegdommelde.

Beneden hoorde ik de deur opengaan toen mijn schoonmoeder binnenkwam om even te helpen. Ik tijgerde van mijn bed af, in de hoop dat mijn zoontje bleef slapen, en nam mijn dochter mee naar beneden. Mijn schoonmoeder stond doorweekt in de deuropening, terwijl ze alleen maar van de auto naar de voordeur was gerend. Fuck. Ik moest buiten gaan spelen.

Lachen tot je niet meer kan

Snel schoten we onze kleren aan en gingen de deur uit. Allebei volledig in regenpak stonden we in de tuin te huiveren. En toen brak er een lach door op het gezichtje van mijn dochter. ‘Mama!’, brulde ze. ‘We gaan samen buitenspelen!’ En weg was ze. Ze rende de tuin door, trok de poort open en vloog de stoep op.

Ik was doodmoe. Ik wilde niets liever dan in bed liggen. Ik stond te schelden op de regen, die langs mijn nek naar binnen liep. En toen zag ik haar. Ze straalde. Ze schaterde terwijl ze in de plassen sprong. Haar hele gezichtje was vol pure vreugde.

Opeens drong het tot me door: hier ging het om. Dìt was het moment dat telde. Niet al die momenten dat ik faalde als moeder omdat ik twee huilende kinderen vasthield – of alleen liet omdat ik niet meer kon. Niet die momenten dat ik faalde als vrouw omdat mijn schoonmoeder weer ons eten stond te koken. Niet de momenten dat ik faalde als huisvrouw omdat mijn moeder weer eens mijn was deed.

Maar hier, nu. In de neerstromende regen stond ze te springen, blij met de onverdeelde aandacht. Ja, het regende, maar so what? We waren samen, en we waren buiten. We waren vrij.

Ik begon te rennen. Achter me hoorde ik gelach. ‘Wacht op me, mamaaaa!’, en haar kleine voetjes roffelden door de diepe plassen. Af en toe zakte ze bijna door haar beentjes van het lachen, en we bleven maar rennen. We renden de straat uit, het fietspad af, tot we op een landweggetje kwamen.

De regen stortte op ons neer en we gilden harder. We sprongen in de plassen en we schreeuwden alle frustratie van de afgelopen zeven weken eruit. En we lachten. We lachten tot we naar lucht hapten. En daar, in de regen, vond ik voor het eerst in zeven weken weer mijn kleine meisje terug. We waren weer een duo.

Ik heb haar gemist

Ik heb het niet doorgehad in de mist van vermoeidheid en tranen, maar ik had haar gemist. Ik had haar en haar pure vreugde zoveel gemist. En dus knuffelden we. Onze sokken waren nat, de regen liep langs alle gaatjes en kiertjes langs ons lichaam naar beneden, en we knuffelden. Daar, in de stromende regen, hield ik haar vast alsof zìj de baby was.

Soms missen we niet wat we wel zouden moeten missen. Zoals een kinderlach uit het diepst van hun wezen. Die dag ging er een knop om voor mij. Ik was niet alleen een doodvermoeide moeder van een baby die plakte als klittenband. Ik was ook nog de moeder van een peuter die me heel hard nodig had.

Soms gaat het niet zoals we hadden gehoopt. Voor mij waren dat de eerste 3 maanden na de bevalling. Ik kon na een tijdje niet meer zien wat ik wel had. Soms moeten we dansen in de regen, omdat er geen zonneschijn te zien is. Ik ben blij dat ik het deed. Ik danste tot ik blaren had. En na de regen…? Dan komt vanzelf weer zonneschijn.