Langzaam werd het donker buiten. Het was nog vroeg, half negen ongeveer. Maar het werd weer donker buiten. Met het vallende duister voelde ik de bekende angst opkomen: het werd weer nacht. Ik lag al in bed, maar de gedachte dat het nu buiten donker werd, beklemde me en benam me de adem. Want de nachten duurden al veel te lang. 

Ik keek naar het warme, slapende lijfje in mijn armen. Hij was vijf weken oud en de enige plek waar hij rustig werd, was in mijn armen. En dus lag hij daar. Als zijn grote zus na het avondeten naar bed ging, kropen wij ook met z’n tweeën in bed. Half zittend, half liggend gaf ik hem de borst terwijl ik wat op Netflix keek. En als hij dan wegdommelde tegen half acht, bleef ik als versteend zitten.

Beneden rommelde mijn man, ruimde de afwas op en maakte wat schoon. Mijn dochtertje hoorde ik zachtjes snurken. En ik zat daar, in het vallende duister, met een baby in mijn armen. Buitengesloten van de normale gang van zaken. Ik wachtte op de nacht, die onvermijdelijk komen zou en me alleen en in het donker liet met een huilende baby.

Alleen

De nachten begonnen me angst aan te jagen. Rond één uur schrok mijn zoontje wakker en begon het huilen. Er was geeneens een waarschuwing: vanuit het niets begon het krijsen. Iedereen sliep. Er was niemand die het even over kon nemen. Er was niemand die ik kon bellen om even iets anders dan gehuil te horen. Er was niemand die naar míjn tranen kon luisteren.

Steeds vroeger voelde ik de wanhoop diep in mijn buik groeien. ‘Als straks iedereen slaapt, ben ik alleen wakker met een huilende baby’, dreunde door mijn hoofd. Ik schuwde de eenzaamheid die het oproept om midden in de nacht met een baby te zitten. Ik verfoeide de uren die ik half wakker, half huilend doorbracht met een krijsende baby op mijn arm.

Want ik was alleen.

>> Lees ook: als je baby plakt als klittenband <<

Warmte

Overdag was er wel hulp. Natuurlijk en gelukkig kwam er hulp, hoe kon ik opstaan na een nacht niet slapen? Mijn huis werd schoongehouden, mijn dochter gevoed, mijn eten gekookt. Maar dat kleine, huilende bolletje baby dat zich dicht tegen mij aannestelde, hij bleef bij mij. Hij zocht mijn warmte.

Ik zocht de warmte van anderen. Want ik had het gevoel dat ik niet meer wakker en warm werd. Dat ik vastzat in een nachtmerrie zonder einde. Ik had anderen nodig om weer warm te worden. Koppen thee, koppen koffie, warme soepen. Warme douches. Warme vesten. Warme dekens. Warme knuffels. Ik bleef het koud hebben. En ik bleef me alleen voelen.

>> Lees ook: tijd voor jezelf als je samen slaapt met je baby <<

Angsten

Geleidelijk aan kwamen angsten op. Ik was zo moe, misschien viel ik wel van de trap. Ik was zo koud, misschien verstijfde ik wel. Ik was zo opgebrand, misschien zou ik wel blijven slapen. Ik was zo wazig, misschien keek ik wel niet goed uit bij het oversteken.

En met die angsten kwam de angst voor de nacht. Als ik mijn man naar bed hoorde gaan in de logeerkamer, kneep mijn maag samen. Zo alleen. Zo verdraaid alleen. Niemand om te bellen, niemand die mij even zou vasthouden. En dus huilde ik. Warme tranen, op het hoofdje van mijn zoon. Als hij krijste, huilde ik. Bevend en met moeite ademhalend kwamen de tranen.

Tranen van angst, tranen van teleurstelling. Waarom was het niet makkelijker? Waarom kostte het zo ontzettend veel moeite. Iedereen krijgt toch baby’s? Iedereen overleeft het toch? Waarom voelt het dan alsof ik het niet kan?

Angst. Angst om het niet goed genoeg te doen. De angst om te falen, als moeder, als vrouw, als mens. Want ik kon het overduidelijk niet.

>> Lees ook: het vierde trimester: leven met een pasgeboren baby <<

Soms duurt de nacht te lang

Soms duurt de nacht te lang. Letterlijk. Nachten met een baby duren veel en veel te lang. Die nachten zijn ook veel te eenzaam, ondanks dat je ze doorbrengt met het middelpunt van je bestaan.

Soms blijft de schaduw van de nacht hangen. Hij overschaduwt de morgen, de middag en de avond. Er komt geen zon meer op, en het voelt alsof je de enige bent die wakker is om 2 uur ’s nachts met die huilende baby. Het voelt ook alsof je de hele dag door niet meer wakker wordt. Alsof je onder een dikke deken ligt, in het donker – zelfs al schijnt buiten de zon.

En dat voelt zo ongelofelijk eenzaam.

Er komt weer een waterig zonnetje door

Op een dag zal je merken dat het weer beter gaat. Dat het huilen niet twee uur, maar één uur duurde. Dat het huilen niet één uur, maar slechts vijf minuten duurde.

En dan, zonder dat je het doorhebt, beginnen mooie dingen overdag weer op te vallen. Dan zie je opeens dat het eigenlijk al zomer is, zelfs al voelt het alsof het nog maar februari is.

Er zullen zat dagen zijn dat het voelt alsof de nacht te lang duurt. Dat de eenzaamheid groter is dan de verbondenheid. Dat het onmogelijk lijkt om je ogen open te doen om je baby vast te houden als hij huilt.

Maar de momenten worden steeds minder. De momenten worden steeds korter. Want er komt een dag dat er weer een zonnestraaltje binnenkomt. Er komt een dag dat je opstaat met het gevoel dat je de dag aan kan.

En tot die tijd… ben je niet alleen. Want overal zitten moeders ’s nachts overeind in bed, hun baby wiegend en voedend. Overal branden kleine nachtlampjes die donkere schaduwen werpen om het bed. Overal snikken moeders vermoeid, omdat ze denken dat ze het niet meer vol kunnen houden. En allemaal stappen ze weer uit bed, gaan ze weer naar buiten.

Soms met hulp van hun familie of vrienden. Vaak met hulp van hun man. Soms met hulp van hun huisarts of therapeut. De moeder die nu eenzaam, midden in de nacht, hete tranen huilt van eenzaamheid, zal ook binnenkort weer lachen.

Net als ik. Net als jij.

>> Lees ook: hoe echte baby’s slapen in het eerste jaar <<